ORDE PICIRORMES Spechtachtigen
Baardvogels
Familie Capitoninae voor de baardvogels uit Zuid- en Midden-Amerika.
De familie Megalaiminae staat voor de Aziatische en de familie Lybiinae voor de Afrikaanse baardvogels. De bekende dwergbaardvogeltjes en de tandbaardvogels behoren onder andere tot de Afrikaanse groep. Ze zijn nauw verwant met de spechten. De grootte varieert van 9 tot 32 cm. Dit kun je duidelijk zien aan de poten, want ook zij gebruiken deze om te klimmen en zetten dan ook twee tenen naar voren en twee naar achteren. De meeste hebben een vrij forse snavel waarmee zij hun nesten kunnen uithakken. Zij broeden vaak in holle bomen. Sommige soorten hakken hun nest geheel zelf uit, maar weer andere vermaken oude spechtennesten. Ook met deze soorten wordt regelmatig gefokt. Een fokpaartje heeft een eigen ruimte nodig. Zij worden niet zo vaak gehouden omdat zij de naam hebben agressief te zijn tegen medebewoners. Maar dit laatste verschilt heel erg van soort tot soort en soms zelfs van vogel tot vogel. Met wat grotere soorten vogels zijn zij over het algemeen gemakkelijk te houden. Over het algemeen zijn het sterke vogels die goed tegen ons klimaat kunnen maar in de winter over een vorstvrij nachthok moeten beschikken. Het zijn voornamelijk vruchteneters, maar ook insecten worden vooral als zij jongen hebben graag gegeten.
Toekans en arassari’s
Familie Ramphastidae, onderfamilie Ramphastinae. Toekans zijn over het algemeen uiterst opvallende vogels die slechts door een enkele liefhebber worden gehouden. De vogels dienen op oudere leeftijd altijd apart gehuisvest te worden. Ze behoren tot de Spechtachtigen. De geslachten Ramphastos - toekans, Baillonius- goudtoekans en Andigena - bergtoekans. De Arassari geslachten Selenidera- pepervreters, Aulacorhynchus - groene arassari’s en Pteroglossus - zwarte arassari’s. Het zijn kleurrijke vogels en er zijn ongeveer 42 soorten aangetroffen in tropisch Amerika. Deze soorten zijn tussen de 30 cm en de 60 cm groot. De vleugels zijn kort en rond van vorm en het zijn dan ook geen goede vliegers. De vogels komen wel tot broeden en doen dit bij voorkeur in een holte die zij zelf hiervoor geschikt maken. De holen liggen in de natuur doorgaans erg hoog in de bomen. Als voedsel nemen zij hoofdzakelijk fruit. perse toekans en arassari’s zijn al gefokt.
Spechten.
Familie Picidae. Bekende geslachten zijn de Dryocopus, Picus, Dinopium, Melanerpes, Dendropicos en Picoides. Spechten treft men over de gehele wereld aan. Het zijn duidelijke insecteneters die goede klimeigenschappen hebben.De meeste soorten zijn door hun voedselbehoefte moeilijk te houden, maar bij een aantal liefhebbers worden de vogels met succes gehouden; er zijn zelfs fokresultaten behaald. Gezien het feit dat zij graag hakken moet men met de huisvesting hier dus goed rekening mee houden.
ORDE BUCEROTIFORMES
Neushoornvogels en toks
Familie Bucerotidae, ze komen alleen voor in Afrika ten zuiden van de Sahara en in Azië. Toks (kleine neushoornvogels) vinden we alleen in Afrika. De meeste leven in bossen maar 25% van de soorten leeft op vlaktes, de savannen. Middelgroot tot groot staan ze hun mannetje, verzorgers moeten soms een veiligheidshelm opzetten. Hun nesten worden doorgaans dicht gemetseld. Van de roodsnaveltok en de Deckentok uit het geslacht Tockus kennen we verschillende fokresultaten.
ORDE UPUPIFORMES
Hop en boomhoppen.
Van de familie Upupidae (Hop) is er maar een soort de Upupa epops. Bij de Boomhoppen familie Phoeniculidae hebben we onder andere de Roodsnavelboomhop.
ORDE CORACIIFORMES
Scharrelaarachtigen
Scharrelaars
Familie Coraciidae. Geslacht Coracias. Over de hele wereld komen scharrelaars voor. Een klein aantal soorten echter vindt men bij de vogelhouder. Over het algemeen zijn het vrij grote en kleurrijke vogels die men beter paarsgewijs kan houden of met grote andere bewoners. Zij eten in hoofdzaak insecten en kleine reptielen. Muizen en kleine vogels zijn niet veilig voor hen. Zij nestelen in holten en er zijn verschillende fokresultaten bekend.
IJsvogels en bosijsvogels.
Familie Alcedinidae de Visijsvogels. Ze eten hoofdzakelijk vis en waterinsecten. Onderfamilie Daceloninae de Bosijsvogels. Ze eten grote insecten, reptielen, slangen, vogels en ook wel een visje. Ze worden weinig gehouden.
Bijeneters
De familie Meropidae. Geslacht Merops. Bijeneters komen voor in de Oude Wereld. De meeste soorten leven in open gebieden, sommige ook in bossen. Zij geven de voorkeur aan water, omdat daar de meeste insecten, vooral libellen, voorkomen. Deze vogels zijn alleen geschikt voor echte specialisten.
ORDE COLIIFORMES.
Muisvogels
Familie Coliidae, onderfamilie Coliinae, geslacht Colius. Een groep van zes in Afrika levende soorten. Verder is er de onderfamilie Urocoliinae. Ze lijken enigszins op papegaaien wat hun gedrag betreft. Ze hebben vinkachtige snavels die ze bij het klimmen gebruiken. Ook hebben ze een lange smalle staart en een opvallende kuif. Ze leven van knoppen en zachte bladeren, maar ook van insecten. Ze hangen vaak ondersteboven, of alleen met de snavel, aan takken. In boomgaarden kunnen ze grote schade aanrichten.De volière moet aangepast zijn aan hun dunne ontlasting.
ORDE PSITTACIFORMES
Lori’s en hangpapegaaitjes.
Familie Loriinae en Loriculinea. Een kleine groep van deze papegaaiachtige eten zachtvoer. Hun maag is niet tegen zaden bestand. Zonder een goede voorlichting en een aangepaste volière wordt de aanschaf van deze prachtige vogels een ramp. Ze zijn moeilijk of niet met andere vogels samen te houden. De hoofdvoeding is nectar en fruit. Afhankelijk van hun grootte kan de dunne ontlasting wel een meter horizontaal wegspuiten. Vervuild voer eten ze niet meer, ze kunnen dan verhongeren. Er is een speciale groep van liefhebbers.
ORDE APODIFORMES
Kolibries.
Familie Trochilidae, onderfamilie Trochilinae. Elke vogel wil hier een eigen territorium, de geslachten o.a. Amazilia, Damophila en Trochilus.
Deze zeer herkenbare en zeer boeiende familie van kleine honingeters wordt beschouwd als het terrein van de specialist. De eisen die deze vogels aan hun verzorging stellen verschillen zodanig dat alleen een specialistische aanpak succes kan hebben. Onze speciaalclub is in de gelukkige omstandigheid dat wij een aantal van deze specialisten hebben die dan ook met succes deze vogels houden en er zelfs mee fokken. Dit laatste mag als uniek worden beschouwd omdat tot voor kort dit zelfs bij dierentuinen en vogelparken niet lukte. De vogels variëren onderling aanzienlijk in vorm en gedrag. Over het algemeen blijken zij sterker dan hun uiterlijk doet vermoeden. Zij moeten echter altijd beschermd worden tegen ons weer en een kas of vitrine is dan ook de meest aangewezen huisvesting.
ORDE MUSOPHAGIFORMES
Toerako’s
Familie Musophagidae, onderfamilie Musophaginae ofwel de Bananeneters. Deze groep vogels bestaat uit een relatief kleine familie die alleen in Afrika voorkomt. Eten veel vruchten en bloemknoppen. Het is moeilijk aan een goed broedkoppel te komen maar als men eenmaal een goed koppel heeft zijn de broedresultaten goed. Het zijn over het algemeen geen agressieve vogels. Tegenover hun medebewoners maar moeten wel ruim gehuisvest worden. In de winter moeten ze over een vorstvrij verblijf kunnen beschikken. Een aantal soorten is streng beschermd. De fok met deze vogel is noodzakelijk om hem in de toekomst voor de liefhebberij te behouden. De vogels bouwen een slordig nest dat lijkt op een duivennest en leggen maar 2 eieren per legsel.
ORDE STRIGIFORMES
Uilen
Familie Strigidae. Dwerguilen die overdag actief zijn komen we onder de geslachten Otus (de helft) en Glaucidium tegen, ze eten insecten. De Braziliaanse pygmee-uil, een Glaucidium, was op de show van 2001. Grotere uilen vallen buiten onze doelgroep.
ORDE COLUMBIFORMES
Vruchtenduiven
Familie Columbidae, onderfamilie Treroninae. Een klein aantal van de duiven zijn vruchteneters. Gefokt is er met leden van de geslachten Ptilinopus, Treron en Ducula. Vruchtenduiven leven in de tropische gebieden van Afrika, Azië en Australië. De vogels zijn vaak te vinden in de vruchtdragende bomen, maar ook in savannen, met doornstruiken begroeide gebieden en mangrovemoerassen. Enkele soorten zijn gebonden aan bepaalde vruchten. Vooral vijgen worden vaak op prijs gesteld.
ORDE GRUIFORMES Kraanvogels
Rallen
Familie Rallidae. Geslachten o.a. Amaurornis, Laterallus en Rallus.
Deze vogels zijn vruchten- en insecteneters die daarnaast ook graag een visje lusten. Het zijn van nature vooral insecteneters. Zij komen bij onze leden veel voor omdat zij bijzonder geschikt zijn om als bodemvogel gehouden te worden. De meeste leven in waterrijke bosgebieden maar blijken in gevangenschap toch niet zoveel water nodig te hebben. De bodem dient zacht te zijn anders is de kans op pootaandoeningen groot. Ook met deze groep wordt regelmatig gefokt en sommige soorten zijn tegen ons klimaat opgewassen. De broedgewoontes zijn nogal verschillend; sommige bouwen hun nesten in of op het water en andere bouwen overdekte nesten in bomen of struiken.
ORDE CHARADRIIFORMES
Steltlopers en plevieren
Deze zijn als bodemvogels populair in combinatie met de andere zachtvoeretende vogels. Tot de familie Charadriidae, onderfamilie Charadriinae behoren de plevieren en de kieviten. Het geslacht van de Vanellus met o.a. de Kroonkieviet vinden we hier. In de familie Glareolidae, vinden we de Krokodillenwachter Pluvianus aegyptius. Ze maken er zich gemakkelijk vanaf door de eieren in een kuiltje te leggen en af te dekken met een laagje zand. Zij leggen 4 tot 8 eieren maar sommige slechts 2 per legsel.
ORDE PASSERIFORMES Zangvogels
Pitta’s
Familie Pittidae. Pitta’s zijn grondlijsters. Op de grond zoeken ze het voedsel dat geheel uit insecten bestaat. Ze overnachten in de bomen. Het is een kleine groep vogels die voornamelijk op de bodem tussen de dichte struiken van het regenwoud leeft. Ze broeden vooral in het regenseizoen. Ze zijn fel gekleurd en tot 28 cm lang, gedrongen van vorm door de korte hals en grote kop. Opvallend is de korte staart, de vleugels zijn kort en afgerond en de poten zijn vrij lang. Het is vanzelfsprekend dat ze een zachte bodem van turfmolm of iets dergelijke moeten hebben.
Hapvogels of Breedbekken
Familie Eurylaimidae. Alleen geschikt voor ervaren specialisten. Het zijn lastige eters en ze zijn kwetsbaar. Standvogels in bladhoudende tropische en subtropische wouden.
SUBORDER OSICINES
Bladvogels
Familie Chloropseidae. Bladvogels komen in Azië voor en zijn op zich een groep die bestaat uit perse soorten. Een aantal bekende in de liefhebberij zijn de Hardwick’s-, de Goudvoorhoofd- en de Blauwvleugelbladvogel. Het zijn in hoofdzaak groen gekleurde vogels die in het regenwoud leven. De voeding is veel vruchten. Onderling zijn de vogels vaak onverdraagzaam en kunnen dus alleen in een zeer grote volière met meerdere gehouden worden. Soms is het al moeilijk een goed paar bij elkaar te vinden en blijft de man achter de pop aan jagen. Dit kan in het ergste geval zelfs tot de dood leiden. Als het paar echter goed met elkaar overweg kan, komt het soms tot nestbouw en zelfs tot broeden. De vogels bouwen diepe komvormige nesten in dichte begroeiing: zij leggen 3 tot 5 eieren. Voor fokkers ligt hier een geweldige uitdaging. Tot op heden kennen we maar sporadisch een fokresultaat in Nederland, omdat vooral het grootbrengen van de jongen nog veel problemen kent.
Familie Irenidae.
Irene buulbuuls horen ook tot de bladvogels. Er zijn twee soorten bekend waarvan slechts één soort door een klein aantal liefhebbers wordt gehouden.
Het zijn vriendelijke en sterke vogels die goed met andere gehouden kunnen worden. Ondanks dat weinig liefhebbers deze vogels houden worden regelmatig geslaagde fokresultaten gemeld. De vogels zijn goed bestand tegen ons klimaat. Zij eten zowel fruit en bessen als insecten.
Klauwieren
Familie Laniidae. O.a. de geslachten Lanius, Corvinella en Eurocephalus. Een enkele maal zien we ze op de show en de Grauwe klauwier is een in Nederland voorkomende soort.
Kraaien, Eksters en Gaaien
Familie Corvidae.
Het is een grote familie van Kraaiachtige met zeven onderfamilies.
Het menu is al even gevarieerd, een aantal soorten zijn alleseters maar er zijn ook meer gespecialiseerde eters. Deze kraai- en eksterachtige vogels worden maar door weinig liefhebbers gehouden. Ze kunnen meestal niet samen met andere vogels gehouden worden. Ze zijn bijzonder intelligent, het schuifje in de deur naar de buren hebben ze snel open en die lekkere hapjes smaken goed. Eksters en gaaien zijn zeer kleurrijke vogels die ook in gevangenschap tot voortplanting overgaan en goed tegen ons klimaat kunnen. Zij eten vruchten en bessen maar vooral wat grotere insecten, kleine reptielen en soms aas. In gevangenschap kan men wat vlees bijvoeren.
Wielewalen en Rupsvogels
Familie Oriolidae. De wielewalen van het geslacht Oriolus komen overal ter wereld voor. Toch worden ook deze vogels niet zo vaak gehouden. Het zijn in ‘t algemeen sterke vogels die goed tegen ons klimaat kunnen. Zij moeten goed de ruimte hebben en blijven vaak schuw. Wielewalen eten hoofdzakelijk fruit aangevuld met wat grotere insecten en bessen. De rupsvogels met o.a. de geslachten Coracina, Pericrocotus en Campephage zijn boombewoners. Ze komen voor in Afrika, Azië en Australië.
Pestvogels.
De familie Bombycillinae.
De pestvogels van het geslacht Bombycilla. Bekend zijn de Gewone pestvogel Bombycilla garrulus, de Japanse- of Siberische pestvogel Bombycilla japonica en de Amerikaanse pestvogel Bombycilla cedrorum. Bij alle drie hebben ze handpennen verlengd met rode druppelvormige pennen. De vrouwtjes zijn over het algemeen wat matter van kleur. Ze houden zich bij voorkeur op in dichte naaldbossen met hoge bomen en een onderbegroeiing van besdragende struiken. Ze kunnen goed tegen vorst.
Amerikaanse spotlijsters.
De familie Mimidae. De groep omvat 13 geslachten met tezamen 31 soorten waaronder de echte spotlijsters het geslacht Mimus waaronder de Amerikaanse spotlijster Mimus polyglottus. Er wordt regelmatig gefokt met deze lijsters. De meeste vogels bouwen hun open komvormige nest in de dichte struiken.
Vliegenvangers
Familie Muscicapidae de echte vliegenvangers ofwel de vliegenvangers van de Oude Wereld. Bekende geslachten zijn de Muscicapa, de Cyanoptila en de Niltava. Inheems kennen we de Grauwe vliegenvanger of Muscicapa striata. Deze groep eet voornamelijk kleine insecten en komt voor in waterrijke en vlakke gebieden. Zij nestelen in holten en spleten maar bouwen soms ook hun nest in de dichte struiken. Deze vogels worden regelmatig gehouden en gefokt maar zijn wat gevoeliger voor ons klimaat. Ze hebben een vorstvrij winterverblijf nodig. Een aantal soorten zijn kwetsbaarder en moeten zelfs warm overwinteren.
Lijsters en tapuiten
Familie Turdidae met onderfamilies Turdinae en Saxicolinae.
De Turdinae zijn de echte lijsters hieronder vallen o.a. de geslachten Monticola rotslijsters, Catharus dwerglijsters, Turdus lijsters en Zoothera grondlijsters. De lijsters van het geslacht Turdus en Zoothera zijn geschikt voor fokkers met weinig ervaring. Ze vragen regenwormen voor hun jongen, daarnaast is sojakaas gewenst. De zang beperkt zich tot het broedseizoen. Buiten het broedseizoen zijn ze rustig en stellen dan geen territorium eisen.
Saxicolini
De familie Saxicolini zijn de kleine lijsters of Tapuitachtigen die ook wel Robins worden genoemd.
De geslachten o.a. Copsychus Dayal- en shamalijsters, Cossypha Afrikaanse roodborsttapuiten, Saxicola roodborsttapuiten, Phoenicurus roodstaarten, Oenanthe tapuiten, Erithacus roodborsten en Luscinia nachtegalen plus blauwborsten. Het zijn vogels van het onderhout en als kenmerk kun je zeggen dat ze iets hoger op de poten staan; ze komen dan ook veel op de grond. Het bekendste voorbeeld is ons aller roodborstje. Met uitzondering van de shamalijster, zijn deze vogels in het algemeen goed bestand tegen ons klimaat. In de voeding vraagt deze groep een variatie van perse kleine insecten zeker als ze jongen hebben. Solitair kunnen ze goed in een gezelschapsvolière gehouden worden, als koppel vragen ze in de broedperiode een eigen ruimte. Buiten de broedperiode vragen ze vaak per inpidu een eigen territorium, met hun zang maken ze dat kenbaar. Als verse import zijn de Shama- en Dayallijsters i.v.m. de voeding erg kwetsbaar en alleen voor ervaren mensen geschikt.
Spreeuwen
Familie Sturnidae.
We kennen hier vele geslachten waaronder de Aplonis, Basilornis, Cinnyricinclus, Lamprotornis, Spreo, Mino, Onychognathus, Sarcops, Scissirostrum, Sturnus en Leucopsar.
Spreeuwen komen over de gehele wereld voor. Het zijn makkelijke en vaak kleurige vogels die goed tegen ons klimaat kunnen. Ze vragen een eenvoudige verzorging. Sociaal gezien moeten ze in paren of met meerdere worden gehouden. Met veel soorten wordt regelmatig gefokt. Ze zijn nieuwsgierig en brutaal. Spreeuwen broeden in holten en leggen 3 tot 6 eieren. In de broedperiode zijn ze agressief. De grotere soorten moeten natuurlijk niet bij te kleine vogels worden samen gehouden. Spreeuwen eten zowel insecten als fruit en bessen. De Balispreeuw is wel zeer bijzonder omdat deze soort uitsluitend op Bali voorkomt en zeer streng beschermd wordt. De soort laat zich gemakkelijk verjagen. Er leven nu meer Balispreeuwen in gevangenschap dan in hun natuurlijke omgeving.
Beo’s
Familie Sturnidae. Het geslacht Gracula.
Wie kent ze niet? Er zijn een aantal soorten die in grootte verschillend zijn. Meestal worden ze solitair gehouden. Ze zijn familie van de spreeuwen. Om mee te fokken zijn het niet de eenvoudigste, er is echter duidelijke literatuur over. Enkele fokresultaten zijn er ook in Nederland. Ook binnen onze speciaalclub zijn er perse goede resultaten behaald.
Buulbuuls
Familie Pycnonotidae. Geslachten o.a. Hypsipetes, Pycnonotus, en Spiziox. Slechts een heel klein percentage van de 118 soorten buulbuuls wordt in de volière gezien.
De meest gehouden soort is de Roodoorbuulbuul. Buulbuuls zijn vaak minder kleurrijk dan de andere soorten maar zijn over het algemeen goede zangers die ook vrij snel tot voortplanting overgaan. Sociaal gezien moeten ze in paren worden gehouden. Zij zijn goed bestand tegen ons klimaat. Tijdens de broedperiode mogen we verwachten dat ze in onze volières agressief zijn. Sommige soorten kennen een korte broed- en nestperiode. Ze kunnen nog voor de jongen zelfstandig zijn agressief naar hun jongen worden, tijdens het broeden in de volgende ronde. Helaas wordt deze soort weinig gehouden. Liefhebbers gaan zich vaak later op moeilijkere soorten richten en hebben dan geen plaats meer voor de buulbuul. Mede gezien de steeds strenger wordende importbepalingen is het te hopen dat meer liefhebbers toch deze soorten gaan houden en fokken. De soort loopt gevaar verloren te gaan voor de liefhebberij terwijl er juist goed mee te fokken is.
Brilvogels
Familie Zosteropidae.
Geslacht Zosterops. Ze komen uit Azië, Afrika en Australië. De brilvogels klein van stuk, het zijn echte gemeenschapsvogels die in de broedperiode insecten en voorts vruchten en nectar nodig hebben. Een grotere groep vraagt een grote beplante volière, in een kistkooi kan maar één paartje gehouden worden. Ze kunnen redelijk goed tegen de vorst.
Zangers van de Oude Wereld.
Silvia’s.
Familie Sylviidae. Deze groep vogels bestaat uit vele geslachten. Kleine vogels van bomen en grasland. Gemiddeld 9–14 cm groot. We komen hier de Zwartkop, de Braamsluiper plus verschillende grasmussen tegen. Sommige soorten trekken en andere weer niet. Het Goudhaantje (9 cm) als voorbeeld, bij koud weer verminderd het aantal sterk maar bij zachte winters kan het aantal tienvoudig toenemen. Het Goudhaantje is de kleinste inheems broedende vogel.
Riet-, boszangers en spotvogels.
(Rietzangers) ook vinden we hier het geslacht Hippolais ofwel de Spotvogels. Tevens de Rietzanger Acrocephalus, de Fitis en de Tjiftjaf beide uit het geslacht Phylloscopus. Het zijn in ‘t algemeen vogels die in dichte onderbegroeiing leven. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit insecten en kleine bessen. De sociale contacten zijn erg belangrijk voor ze, m.a.w. we bevelen paren aan.
Timalies.
Familie Timaliidae, hier komen we de een groot aantal bekende kooivogels die door onze leden gehouden worden tegen zoals de Japanse nachtegaal plus Zilveroornachtegaal van het geslacht Leiothrix, de Blauwvleugelminla van het geslacht Minla. Verder kennen we hier de nontimalie van het geslacht Alcippe en ook het geslacht Yuhina met o.a. de bekende Diadeemtimalie. Ook het Baardmannetje (‘n Diksnavelmees) Panurus biarmicus heeft hier zijn plaats.In deze groep komen we ook het geslacht Liocichla met de Omei timalie tegen.
Gaailijsters
Familie Timaliidae. Geslacht Garrulax.
Het betreft hier een groep vogels die over het algemeen vrij fors is en niet bij kleine vogels gehouden kan worden. Zij eten vooral grotere insecten en fruit. De meeste soorten kunnen goed tegen ons klimaat en gaan vrij snel tot voortplanting over. Zij bouwen open komvormige nesten in dichte struiken en leggen 3 tot 5 eieren per legsel.
Mezen
De over de hele wereld voorkomende mezen zien we regelmatig. Mezen vinden we in de familie Paridae met de onderfamilies Parinae (Echte mezen) en Remizinae. (Buidelmezen). Verder kennen we nog de Staartmezen in de familie Aegithalidae. Van de verschillende groepen zijn er fokresultaten.
Nectarvogels.
Familie Nectariniidae. De nectarvogels (Sunbirds). Ze komen voor in Afrika, het Midden-Oosten tot India en Indonesië. Ze zijn de tegenhangers van de kolibries uit Zuid Amerika. De snavel heeft kleine spitse tandjes aan de rand. De seksen verschillen duidelijk. Hun nest is vaak buisvormig, hangend aan een twijg. De grote soorten zijn 20 - 30 cm, maar de meeste 10 - 15 cm. Het gaat hier om vogels die hoofdzakelijk nectar eten en daarnaast ook kleine insecten niet versmaden. Van de vruchten verteren ze de hardere delen niet. Bij alle nectaretende vogels is hygiëne is erg belangrijk. Op het eerste gezicht lijken de nectareters wel op kolibries. Vooral door de vaak iets gebogen snavel en manier van eten. Deze soorten echter zijn groter en zwaarder, ze zijn niet zoals kolibries in staat langdurig in de lucht “stil te staan”. De meeste van deze vogels kunnen ‘s zomers buiten maar moeten in de winter een goed verwarmd verblijf hebben. perse fokresultaten zijn al behaald.
Honingeters
De Honingeters familie Meliphagidae van Sulawesi t/m Australië, de snavel vormt een zuigbuis. Alle Honingeters zijn vrij agressief van aard, het is niet aan te raden ze met andere vogels samen te houden. Met de Blauwgezicht-honingeter Entomyzon cyanotis zijn meerdere fokresultaten behaald.
Familie Promeropidae. Uit Zuid-Afrika komen de Kaapse suikervogels (Sugarbirds), een groter type suikervogel. Slechts één soort. Ze komen weinig voor. Deze vogels hebben een voorkeur voor nectar. Vele soorten eten zowel wilde als geweekte vruchten. Ook nemen ze wel insecten op. Vliegende termieten, insecten onder de boomschors en tussen het gebladerte. De vogels kunnen ‘s zomers buiten maar moeten in de winter een goed verwarmd verblijf hebben.
Suikervogels
De familie Thraupidae. De geslachten Dacnis, Chlorophanes, Cyanerpes en Xenodacnis. Het zijn de Suikervogels (Honeycreepers) uit Midden- en Zuid-Amerika. Het zijn over het algemeen kleine kleurrijke vogels. Ze zijn geen onbekende in onze volière. Als suikervogels worden deze veel door liefhebbers gehouden en gaan ook regelmatig tot voortplanting over. De suikervogels zijn nauw verwant aan de honing- en nectarvogels. Ze leven voornamelijk in paren en kleine groepjes. De vogels kunnen ’s zomers buiten maar moeten in de winter een goed verwarmd verblijf hebben. Het bekende geslacht Dacnis (Pitpits) ze bouwen een klein komvormig nestje. Ze komen leven in de mangrove bossen. Het is een kleine tangara soort. De overige suikervogels bouwen een mooi buidelvormig nest hangend aan een tak. Hun legsel bestaat gewoonlijk uit 2 eieren.
Tangaren en Organisten
Familie Thraupidae. Het is een uitzonderlijk interessante en prachtige familie van veel Zuid-Amerikaanse soorten. Zij kunnen goed worden samen gehouden met soortgenoten maar in de broedtijd kan er agressie voorkomen. Over het algemeen zijn het zeer kleurrijke vogels die erg sterk zijn als ze eenmaal goed zijn geacclimatiseerd. In de winter moeten zij de beschikking hebben over een verwarmd nachthok. Het zijn voornamelijk fruit- en besseneters, maar de jongen worden ook met veel insecten gevoerd. Met deze groep wordt regelmatig gefokt. De vogels bouwen een komvormig nest en leggen meestal maar 2 eieren per legsel. Door strenge import beperkingen komen deze vogels nog maar zelden in de handel. Ze zijn over het algemeen vrij kostbaar, maar zeer de moeite waard om te houden en te fokken, zodat zij voor de liefhebberij niet verloren gaan.
Troepialen
Familie Icteridae. Ze komen uit Noord, Midden- en Zuid-Amerika en lijken op spreeuwen. In grootte variëren ze van een vink tot een kraai. Man en pop zijn verschillend van formaat, maar vaak identiek gekleurd; in dit geval is de zang van de pop even melodieus en afwisselend als die van het mannetje. Het zijn actieve sociale vogels. Er zijn 20 geslachten met ongeveer 93 soorten. Bekende zijn de Oropendola’s, Koevogels of Koespreeuwen, Troepialen, Zwarte troepialen, en de Rijsttroepiaal of Bobolink. Met de Geelkoptroepiaal zijn verschillende broedresultaten behaald.
Piepers en kwikstaarten
De familie Motacillidae. De piepers van het geslacht Anthus en de bekende kwikstaarten van het geslacht Motacilla.
Het zijn levendige en beweeglijke grondvogels. Piepers zijn bruinachtig gestreepte vogels. Kwikstaarten zijn slanke vogeltjes met een lange staart waar ze onophoudelijk mee wippen. Het zijn trekvogels van 15–19 cm groot. Biotoop met uitzondering van de Boomkwikstaart, meestal een open vochtig gebied met een lage vegetatie. Broeden is de taak van de pop, maar de jongen worden door beide ouders gevoerd. Het nest op of vlakbij de grond. De grond moet vooral zacht zijn. Ze leven van kleine insecten.
Laatste update: 2021