Voeding

Voedseldieren

Enkele voedseldieren worden besproken en hoe je deze zelf zou kunnen kweken. Aanvullingen van leden, die een of ander zelf kweken, zijn natuurlijk van harte welkom!
 

Miereneitjes maken

Ja, het is mogelijk zelf een alternatief voor miereneitjes te maken. Met een even hoog eiwitgehalte. Gelezen in “Die Voliere” nr. 7/2001

Breng Yoghurt aan de kook, tot dat het schuim verdwijnt. Dan het geheel door een keukendoek gieten. Onder koud stromend water het geheel nog eens naspoelen en goed uitdrukken. Er moet een relatief droge massa overblijven. Deze massa kan je nu fijn verkruimelen en met echte miereneitjes en/of pinky's mengen. Ook kun je het geheel door een z.g. aardappelpers drukken. Hierdoor ontstaan allemaal “miereneitjes”, die zich prima laten invriezen. Dit kunt U straks prima gedoseerd aan uw vogels voeren.

Voor het invriezen mengen we wel het geheel met wat Korvinim (of Carmix) en wat Nectarpoeder. 
 

Meelwormen kweken

Men neme:
Zeer handig is een houten bak van 60 cm x 50 cm x 10 cm hoog, met als afsluiting een opklapbaar deksel bestaande uit latten en overspannen met muggengaas.

Om de larven te beletten uit de kweekbak te kruipen brengt men op de bovenrand van de bak een 4 à 5 cm brede dunnen metalen band aan. Deze kan bestaan uit aluminium, blik of zink. Een voordeel van zulke kweekbakken is dat men ze in een rek boven mekaar kan plaatsen, er wel zorg voor dragende dat tussen de bakken telkens een tussenruimte blijft van ongeveer 12 cm, zodat er steeds voldoende verluchting mogelijk blijft.

Deze kweekbak wordt dan gevuld met een 3 à 4 cm dikke laag zuivere zemelen. De dikte van deze laag wordt na verloop van tijd vermeerderd doordat men er van tijd tot tijd een dun laagje verse zemelen bij strooit.

In het midden van de bak legt men dan - wanneer er levende kevertjes zijn - regelmatig een vers schijfje aardappel, wortel of appel.

Overdrijf echter niet bij het geven van deze vochtige bijvoeding. Om voldoende verluchting door te laten mag de laag zemelen niet meer worden dan 6 cm. Deze verluchting is beslist nodig om verstikking van wormen en kevers te voorkomen.

Starten van de kweek.

Om te starten met de kweek is de eenvoudigste manier het aanschaffen van een hoeveelheid volwassen meelwormen en deze gewoon over een of meerdere kweekbakken te verdelen.

Deze wormen zullen dan, bij voldoende warmte, verpoppen en de nodige kevers voortbrengen. Een goede methode is dan: de kevers voorzichtig verzamelen en in een kweekbak op verse zemelen zetten. De enige reden van het bestaan van de kevers is; paren en eieren leggen, dus voor de voortplanting zorgen. De larve zelf is niet tot voortplanting in staat.

Ongeveer 25 dagen - na het verpoppen - is de verpopte larve kever geworden. In feite heeft de larve weinig behoefte aan vocht, maar de kever zal zonder vocht geen lang bestaan hebben, ook daarom dan het in beperkte mate verstrekken van schijfjes aardappel en / of andere. Let hierbij op dat ervan deze vochthoudende bijvoeding geen rechtstreeks op de laag zemelen gelegd wordt, want dat kan al genoeg zijn om natte plekken in de zemelen, hetgeen dan het ontwikkelen van de te weren “ Meelmijt” bevordert.

Plaats de kweekbakken nooit in een vochtige kelder of andere ruimte, want vocht is in de zemelen een kweekbodem voor de meelmijt die zich ongelofelijk snel kan voortplanten en in korte tijd de zemelen in de kweekbak doet veranderen in een stinkende natte brij.

Droog en luchtig.

Dus, droog en luchtig is een vereiste voor het in leven houden der kevers en het kweken van de meelwormen.

Voeg ook daarom nooit rechtstreeks vocht toe aan de zemelen. Een normale droge kamertemperatuur van 20° C zou ideaal zijn. Te hoge temperaturen kunnen meer kwaad dan goed doen. Een lage temperatuur kan het groeiproces vertragen, maar men kan vaststellen dat de larven dan toch blijven leven.

Verversen.

Natuurlijk dient men regelmatig de gebruikte zemelen te verversen. Dit kan het best gebeuren door het ziften van de zemelen, doch pas dan wanneer de jonge meelwormen groot genoeg zijn en niet mee door de mazen van de zeef vallen. De daardoor ontwikkelde kevers kan men dan weer uitnemen en gebruiken om een nieuwe kweekbak aan te vullen.

De hele cyclus van de meelworm, van eitje tot kever bedraagt, afhankelijk van de temperatuur zo'n 3 á 4 maanden. 
  
Witte Meelwormen  
Witte meelwormen zijn pas vervelde meelwormen. Meelwormen, eigenlijk zijn het de larven van de meelkever (tenebrio molitor), vervellen 7 tot wel 15 keer in hun larve fase. Het aantal vervellingen hangt af van de leefomstandigheden. De volledige levenscyclus bestaat uit eitje, larve, pop en kever. Zowel de pas vervelde larve, de pas gevormde poppen en zelfs de pas gevormde kevers zijn zacht en bevatten haast geen onverteerbare chitine huid. Daarom zijn ze zo geschikt als voedsel voor nestjongen.

Het vervellen van de larve gebeurt omdat de larve groeit. Zij groeit als het ware uit haar 'jas', waardoor ze die jas moet uitdoen. Dit vervellen wordt dan ook versneld indien de larve sneller groeit. Om te beginnen is het belangrijk om uit te gaan van kleine meelwormen. Deze zullen nog flink groeien, en dus vaak vervellen, om de popfase te bereiken. Het valt niet altijd mee om kleine meelwormen te kopen! (Bij een meelwormenkweker in Asten schijnt dat geen probleem te zijn, althans dat hoorde ik van Harrie Willemsen tijdens de show te Waalwijk; zie ledenlijst)

Om te groeien en zeker om snel te groeien, is goed voedsel en een warme omgeving nodig. De temperatuur kan tussen de twintig en dertig graden liggen. Rond de 28 graden zit je vrij ideaal.

Naast een goede voeding is er ook vocht nodig. Om te voorkomen dat er schimmelvorming optreedt bij die hoge temperatuur, het vocht en de voeding, moet je niet meer geven dan ze in een dag opeten! Goede ventilatie helpt natuurlijk ook.

Voeding kan van alles zijn. Bijvoorbeeld zemelen, brood en verder alle gemalen granen en graanprodukten. Het zijn per slot van rekening "meelwormen"! Ook legkorrels voor kippen zijn geschikt.

Wat betreft vocht, kun je alle soorten fruit en vele soorten groenten geven. Vooral bladgroenten zijn goede vocht bronnen. Tot die bladgroenten horen ook de in de natuur groeiende paardebloemstruiken (molsla) en vogelmuur.

Bladgroenten bevatten veelal grote hoeveelheden provitamine A. Hierdoor vul je dan tevens voor een deel het te geringe vitamine A-gehalte van de meelworm aan. Andere bekend zijnde tekortkomingen van de meelworm zijn vitamines B, kalk en fosfor. Dit los je zoals bekend op door te bepoederen met vitamine-mineralen mengsel(s). ook is er speciaal meelwormenvoer in de handel.
  

Kweek van de Afrikaanse treksprinkhaan

  
Een van de meest waardevolle voedseldieren voor insectenetende vogels is de Afrikaanse treksprinkhaan. Het diertje wordt ook wel eens Egyptische treksprinkhaan genoemd. Er bestaan 9 verschillende soorten treksprinkhanen en van deze soorten worden er enkele gekweekt. Iedere soort stelt weer andere eisen aan de verzorging. Het hierna volgende heeft slechts betrekking op de Afrikaanse of Egyptische treksprinkhaan (Locusta migratoria).

De Afrikaanse treksprinkhaan is een insect met een attractief uiterlijk en een boeiende leefwijze. De vrouwtjes bereiken een maximum lengte van 6 cm, de mannetjes blijven 1 à 2 cm korter. De lichaamskleur van de volwassen vrouwtjes is eerst grijsbruin of grijsgroen, op latere leeftijd verandert dat in donkerbruin met een ietwat paarsachtige gloed aan de kop en het borststuk. De volwassen mannetjes beginnen eveneens met een grijsbruin of grijsgroen lichaam, maar naarmate ze ouder worden kleuren ze steeds meer geel. De vleugels zijn bij beide geslachten grijs met donkere vlekken en strepen. De larven kunnen allerlei kleuren hebben. Bij de geboorte zijn ze bijna wit, binnen enkele uren verandert dit al in zwart met een grijze streep over de rug. De meeste larven krijgen na verloop van enkele vervellingen een soort black-and-tan kleur, maar er zijn ook groene, zwarte, gele en grijze larven. De larven zien er overigens uit als miniaturen van de volwassen dieren, ze hebben alleen nog niet de beschikking over vleugels. Afrikaanse treksprinkhanen maken vrijwel geen geluid, alleen de mannetjes laten af en toe, voornamelijk als ze door andere mannetjes gestoord worden, een kort gesjirp horen.

De treksprinkhanen maken een ontwikkelingscyclus door die sterk afhankelijk is van de temperatuur en de vochtigheid. Bij gunstige omstandigheden komen de larven al na 10 dagen uit het ei en zijn ze 25 dagen later volwassen. Vervolgens duurt het dan nog 6 dagen voor ze geslachtsrijp zijn. Na de paring volgt na 4 dagen de eerste eiafzetting. Als temperatuur en vochtigheid minder gunstig zijn, neemt deze ontwikkeling meer tijd in beslag. De cyclus kan ook versneld worden. De wijfjes zijn in staat om binnen hun totale levensduur van ongeveer 8 weken voor wel 500 nakomelingen te zorgen.

Een voedselkweek van Afrikaanse treksprinkhanen kan dus zeer productief zijn. Het behoeft dan ook niemand te verwonderen dat ze in dierentuinen op grote schaal worden gekweekt. De treksprinkhanen vormen een belangrijk voedsel voor talloze dieren. Niet alleen vogels, maar ook vissen, amfibieën, reptielen, roofinsecten, spinnen en zoogdieren worden met treksprinkhanen gevoerd. Overigens staan treksprinkhanen in alle werelddelen waar ze voorkomen ook op het menu van de mens. De voedingswaarde van de diertjes wordt niet alleen bepaald door hun rijkdom aan eiwitten, maar ook door hun halfverteerde darminhoud. Bij goede voedering kan deze darminhoud veel noodzakelijke vitaminen en mineralen bevatten.

Volwassen sprinkhanen zijn voor veel insectenetende vogels te groot. Er zijn wel tamelijk kleine vogels die ook prooien van dit formaat vangen, in stukjes hakken en opeten, maar een uitgegroeide sprinkhaan is als levend voer doorgaans maar beperkt te gebruiken. Voor de meeste vogelsoorten en zeker bij het opkweken van jonge vogels zal men in de eerste plaats belang hebben bij de sprinkhaanlarven. Deze larven beginnen hun leven met een lengte van slechts 6 mm. Bij iedere vervelling groeien ze, totdat ze bij hun laatste vervelling de volwassen lengte van 4 tot 6 cm behalen. Men kan dus binnen deze marges voedseldiertjes van iedere gewenste grootte aanbieden. Mocht men tijdens het kweken met een teveel aan volwassen sprinkhanen komen te zitten, dan zijn deze toch nog wel te gebruiken. Ik vermaal ze met fruit en honing in een blender tot een papje. Zo’n papje wordt door vrijwel alle vogelsoorten met graagte gegeten. Er zijn twee manieren om de sprinkhanen voor dit doel te doden. De ene manier is snel en pijnloos: de kop aftrekken. De andere manier is traag en eveneens pijnloos: de diertjes enige tijd in een doosje in de diepvries plaatsen. Het spreekt vanzelf dat diepgevroren sprinkhanen lange tijd te bewaren zijn.

Het aanbieden van sprinkhanen aan de vogels kan problemen oproepen. Sprinkhanen zijn uiterst levendige, dagactieve dieren die niet gaan zitten afwachten tot ze door een vogel gegrepen worden. Ze doen hun naam eer aan en maken geweldige sprongen om uit de gevarenzone te geraken. Volwassen sprinkhanen kunnen daarbij ook nog eens uitstekend vliegen. Wie vogels in een tamelijk dicht verblijf houdt heeft het nog makkelijk. De sprinkhanen kunnen in dit geval namelijk gewoon in het verblijf worden losgelaten en zullen vroeg of laat dan toch wel worden gevangen en opgegeten. In buitenvolières is dit uiteraard niet mogelijk. Men kan in zo’n situatie de sprinkhanen het beste in een bak van minimaal 20 cm diep (bv. een oud aquarium) aanbieden. De meeste vogels leren snel dat ze daar voer kunnen weghalen. Voor het voeren van volwassen sprinkhanen is deze methode uiteraard niet geschikt, ze vliegen gewoon weg. Ook de larven zullen pogingen doen om springend en kruipend uit de bak te ontsnappen en het zal wel nooit te voorkomen zijn dat enkele daar in zullen slagen. Men kan ze langer in de bak vasthouden door ze daar van voedsel te voorzien. Verder zullen de vogels eerst de sprinkhanen wegvangen die de rand van de bak bereikt hebben en als men niet teveel voedseldieren ineens geeft, zullen de meeste toch wel daar terecht komen waar we ze willen hebben, namelijk in de maag van onze vogels.

De ontsnapte sprinkhanen vormen overigens geen enkel gevaar. De Afrikaanse treksprinkhaan kan zich in ons klimaat niet voortplanten. Als het te koud is, en voor treksprinkhanen moeten we dan al aan temperaturen van minder dan 15 graden denken, gaan ze binnen enkele dagen dood.

En nu de kweek. Er is niet één vaststaande methode om sprinkhanen te kweken, maar het zal inmiddels duidelijk zijn dat de temperatuurbeheersing van het grootste belang is. De sprinkhanen worden bij voorkeur in een aantal aparte kweekbakken gehuisvest. Wie de mogelijkheid heeft de temperatuur in een geïsoleerde ruimte (een kamer, een schuurtje, een plantenkas) naar zijn hand te zetten, hoeft deze kweekbakken niet ieder afzonderlijk te verwarmen. Voor de meeste mensen zal dat echter niet haalbaar zijn. De kweekbakken kan men zelf bouwen. Als materiaal kan hout, glas en zeer fijnmazig gaas gebruikt worden. Uiteraard mag het hout geen scheuren vertonen. Zelf gebruik ik een aantal oude aquaria, die ik voor de sprinkhanenkweek heb aangepast. Zo’n oud aquarium hoeft dan eigenlijk alleen maar van een geschikte afdekking te worden voorzien. Die afdekking bestaat uit een losse houten plaat met in het midden een opening waarin een fitting kan worden bevestigd en aan weerszijden van die opening twee grotere openingen waar men zijn handen door kan steken om in de bak te komen. Deze laatste openingen worden afgesloten met losse houten raampjes waarop fijnmazig gaas is gespijkerd. De tekening maakt het verder duidelijk (de maten zijn in centimeters). Op dit thema kan eindeloos gevarieerd worden als men er maar steeds voor zorgt dat enerzijds, er altijd voldoende frisse lucht in de kweekbak kan komen en anderzijds, er niet te veel warmte uit de bak kan ontsnappen. Vanwege dit laatste is een bak die voor een groot gedeelte uit gaas bestaat natuurlijk oneconomisch (tenzij men zo’n bak in een geïsoleerde ruimte kan plaatsen). In de handel zijn verder terraria in alle maten en vormen te koop en deze kunnen zeer geschikt zijn voor een sprinkhanenkweek. Een terrarium waar men alleen maar in kan middels het openschuiven van een grote glasplaat is echter onbruikbaar, bij het werken in zo’n terrarium zullen er onnodig veel sprinkhanen ontsnappen. Men zal dus op zoek moeten naar een terrarium met kleine deurtjes.

Het is mogelijk om met slechts één bak te kweken. Het grootste nadeel hiervan is echter dat de volwassen kweekdieren en de larven door elkaar zitten. Iedere keer als er sprinkhanen nodig zijn om aan de vogels gevoerd te worden, ontstaat er veel onrust onder de kweekdieren. De oudere larven zijn nog wel gemakkelijk uit te vangen, maar wat moet men aan met de vaak honderden kleine larfjes die tussen de grotere dieren zitten? Als men volwassen kweekdieren en larven in verschillende stadia apart houdt, en hoe dat in zijn werk gaat komt straks aan de orde, kan men ook de kleinste larven met de hand of met een glazen potje eenvoudig uit de bak scheppen. Een larvenbak die helemaal leeg moet, bijvoorbeeld voor een schoonmaakbeurt, kan gewoon in zijn geheel in het vogelverblijf worden geplaatst. Wie in de kweekperiode zijn vogels ruimschoots van sprinkhanen wil voorzien, zal toch wel drie à vier kweekbakken nodig hebben. Buiten de kweekperiode is de behoefte aan voedseldieren veel geringer, men kan dan desnoods met één bak toe.

De ideale kweektemperatuur is 30 tot 35 graden overdag en 18 tot 20 graden ‘s nachts. Hoe men deze temperaturen in de kweekbak kan bereiken is sterk afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Als deze omgevingstemperatuur niet onder de 18 graden komt, en in een moderne geïsoleerde woning zal dat snel het geval zijn, hoeft men alleen maar de dagtemperatuur te beïnvloeden. In een kweekbak zoals op de tekening is weergegeven kan men dan volstaan met een gloeilamp van 60 watt die door middel van een schakelklok aan en uit gaat. Bij deze wijze van verwarmen kan men ook op donkere plaatsen een kweek opzetten, het warmte- en lichtprobleem wordt in een keer opgelost. Als de omgevingstemperatuur lager is, zijn er meer warmtebronnen nodig. Overdag meer of sterkere lampen, ‘s nachts een verwarmingskabel die onder de bodembedekking van de kweekbak wordt gelegd. Verwarmingskabels zijn te krijgen in winkels waar terrariumbenodigdheden worden verkocht. Sommige schrijvers waarschuwen tegen het gebruik van deze kabels bij de kweek van sprinkhanen, de diertjes zouden de kabels aanvreten. Ik gebruik ze echter al enige tijd en heb daar nog nooit last van gehad. Al met al zal men door te experimenteren erachter moeten komen met welke van deze middelen men in een bepaalde omgeving tot de juiste dag- en nachttemperatuur kan komen. Men kan de ontwikkelingscyclus versnellen door de temperatuur constant op 30 tot 35 graden te houden en daarbij 24 uur onafgebroken voor licht te zorgen. Het is echter maar de vraag waar een dergelijke kweekmethode, die geen enkele aansluiting heeft met het natuurlijk levensritme van de treksprinkhaan, op den duur toe leidt. Als men meer voedseldieren nodig heeft kan men ook meer kweekbakken inzetten, waarschijnlijk kost dat per saldo zelfs minder energie.

De inrichting van de kweekbak is eenvoudig. Op de bodem komt een laag droge houtsnippers. In kweekbakken waarin alleen maar volwassen dieren worden gehouden is het ook mogelijk bodems te gebruiken die bestaan uit roostertjes met daaronder schuifladen. Men kan de uitwerpselen van de sprinkhanen op die manier snel en eenvoudig verwijderen. Het spreekt vanzelf dat de constructie van de kweekbak daardoor ingewikkelder wordt. Een ander nadeel is dat men bij deze werkwijze geen verwarmingskabels kan gebruiken. In de bak plaatst men verder hier en daar wat klimgelegenheid; stukjes gaas voldoen hiervoor prima. Door hoger of lager op het gaas te gaan zitten, en daardoor dichter of minder dicht bij de gloeilamp, kunnen de sprinkhanen kiezen hoe warm ze het willen hebben. Belangrijker is nog dat de larven op hun weg naar volwassenheid enkele malen vervellen. Tijdens en vlak na deze vervellingen zijn ze kwetsbaar; hun chitinepantser heeft immers enige tijd nodig om hard te worden. Ze kunnen door de andere sprinkhanen worden aangevreten als ze voor dit vervellingproces geen plekje kunnen vinden waar ze niet te veel worden gestoord. De klimgelegenheid moet daarin voorzien.

In het wild zet een sprinkhanenvrouwtje haar eitjes af in eipakketjes die uit 30 tot 40 eitjes bestaan. Ze zoekt daartoe eerst een plekje op dat voldoende vochtig is. Vervolgens boort ze haar achterlichaam in de grond. Omdat de verschillende segmenten van het achterlichaam daarbij uit elkaar schuiven kan ze een maximumdiepte van ongeveer 8 centimeter bereiken. Na het leggen van de eitjes vult ze het gaatje voor een groot deel op met een schuimmassa die snel hard wordt. In de kweekbak zoals ik die tot nu toe beschreven heb, kan een sprinkhaan geen geschikte plek vinden om eipakketjes af te zetten. En dat is ook de bedoeling als we, zoals eerder vermeld, de volwassen dieren en de verschillende larvenstadia gescheiden willen houden. De kweekbak wordt namelijk voorzien van aparte bakjes van ongeveer 10 bij 10 cm met een maximale diepte van 8 cm. Deze bakjes worden gevuld met vochtige potgrond. De sprinkhanenvrouwtjes zijn nu gedwongen deze bakjes te gebruiken om hun eitjes af te zetten. Als men doorzichtige plastic bakjes gebruikt kan men de eipakketjes op de bodem zien. Binnen een termijn van 10 dagen, dan zijn immers de eerste larven te verwachten, plaatst men de bakjes met eipakketjes over in een andere kweekbak. Degenen die met slechts één kweekbak werken zijn overigens ook op aparte bakjes voor het eitjesleggen aangewezen. Als men in plaats van een droge bodembedekking bijvoorbeeld aarde zou gebruiken, geeft men de sprinkhanen gelegenheid hun eipakketjes in die aarde af te zetten. Bij het schoonmaken van de kweekbak verliest men dan iedere keer alle afgezette eitjes. Niet alle sprinkhanenkwekers gebruiken overigens potgrond om de bakjes te vullen. Sommigen zweren bij allerlei mengsels van zand of zaagsel met aarde. Gewone potgrond geeft bij mij echter altijd prima resultaten. Wel is het van belang de vochtigheid van de potgrond dagelijks te controleren. Door middel van een plantenspuit kan de vochtigheid van de bakjes op peil worden gehouden. Als de grond te droog wordt, staken de vrouwtjes het leggen. Het is ook niet goed de grond al te nat te maken. Verder is het van belang dat de sprinkhanen de bakjes zo makkelijk mogelijk kunnen bereiken; ze zullen een voor hen geschikt plekje om eipakketjes af te zetten niet zo snel op een hoogte 8 cm zoeken. Ik leg altijd enkele stukjes gaas van de bodem van de kweekbak naar de rand van de bakjes.

Als men constant wil kweken is het van belang dat de ouder wordende sprinkhanen in de kweekbak tijdig worden vervangen door jongere dieren. Verder is het beter meer vrouwtjes dan mannetjes voor de kweek in te zetten. Volwassen vrouwtjes dragen bijna hun gehele leven een mannetje op hun rug. Dat mannetje laat geen gelegenheid voorbij gaan om te paren. Het vrouwtje kromt daartoe haar achterlijf eerst omhoog en het uiteinde weer omlaag. Het mannetje laat zijn achterlijf langs dat van het vrouwtje naar beneden zakken en steekt vervolgens het uiteinde omhoog om de geslachtsopening van het wijfje te bereiken. Het ziet er allemaal nodeloos ingewikkeld uit, maar het zal wel ergens voor dienen. Het vrouwtje laat zich overigens niet storen door het parende mannetje, ze eet en rust alsof er in het geheel geen mannetje aanwezig is. Alleen tijdens het afzetten van de eipakketjes wordt er gestopt met paren. Het mannetje houdt daarbij wel zijn plaats op de rug van het vrouwtje bezet, hij verlaat haar pas op het moment dat hij daartoe door honger wordt gedwongen. In een kweekbak met meer mannetjes dan vrouwtjes zou er voortdurend gevochten worden doordat reeds gevormde paartjes door een tweede mannetje worden besprongen of doordat mannetjes proberen elkaar te bespringen.

Het succes van de kweek staat of valt met het voedsel dat men de sprinkhanen voorzet. Wie zijn sprinkhanen langdurig op een eenzijdig dieet houdt, komt vroeg of laat tot de ontdekking dat de diertjes verzwakken en gevoelig worden voor ziekten. Een vrij plotselinge en massale sterfte kan dan het gevolg zijn. Voedseltekorten wreken zich ook onmiddellijk; als de honger te groot wordt, vervallen de sprinkhanen tot kannibalisme. In het voorjaar heeft men het nog gemakkelijk omdat de sprinkhanen het dan goed doen op een dieet van weidegras. Het gras is in deze tijd doorgaans zo rijk aan voedingsstoffen, dat de diertjes ander voedsel niet eens willen opnemen. Maar dat geldt dan alleen voor de “eerste snee”, zoals de veehouders het noemen. De voedingswaarde van gras kan in de loop der maanden snel verminderen. Naarmate de zomermaanden vorderen zal men de sprinkhanen naast gras ook ander voer moeten aanbieden. Daarvoor komt in principe ieder soort groenvoer in aanmerking. Sommige planten, bijvoorbeeld koolsoorten, worden niet gegeten. Paardebloem, wilgenblad en klaver zijn zeer geliefd. De ervaringen van de verschillende kwekers lopen op dit punt overigens nogal uiteen. In ons klimaat stopt in het najaar uiteindelijk alle plantengroei en dan zal men naar andere mogelijkheden moeten uitkijken. De verleiding is groot om de sprinkhanen nu met in de supermarkt gekochte groente te gaan voeren. Op zich is bijvoorbeeld andijvie uitstekend voer, maar de huidige methoden van ongediertebestrijding maken andijvie waarvan men de herkomst niet weet, volkomen ongeschikt. Nadat ik lange tijd zonder problemen andijvie uit de supermarkt had gevoerd, kwam die fatale dag waarop al mijn sprinkhanen binnen een uur na het voeren dood waren. De diertjes sprongen en vlogen eerst als gekken door de kweekbak, vielen op hun rug, maaiden met hun pootjes in het rond en stierven tenslotte. Deze symptomen zijn ook wel bekend in de imkerij en duiden meestal op een vergiftiging met stoffen die specifiek het zenuwstelsel van insecten aantasten. Het afwassen van groente, zoals vaak wordt aangeraden, zal in dit soort gevallen weinig helpen aangezien er tegenwoordig bestrijdingsmiddelen worden gebruikt die in het plantenweefsel worden opgenomen. Gelukkig had ik nog voldoende bakjes met eipakketjes waarmee ik weer een nieuwe kweek kon opzetten. Als goed en betrouwbaar wintervoedsel komen een aantal grovere grassoorten in aanmerking die het gehele jaar door groen blijven, zoals biezen. Er zijn ook siergrassoorten die hiervoor dienst kunnen doen. Wilgentakken, in een warme omgeving in water gezet, vormen steeds weer nieuwe uitlopers die een uitstekend voedsel vormen. Tuinbezitters kunnen wintertarwe inzaaien. Geraspte winterwortelen en fruit worden ook wel opgenomen. Het voedsel dat echter het meest in aanmerking komt om ‘s winters in grotere hoeveelheden verstrekt te worden, is gekiemde tarwe. Men kan eigenlijk niet zonder. De tarwe wordt 24 uur in water geweekt en vervolgens op roostertjes boven een bakje water tot kiemen gebracht. Iedere dag worden ze met water besproeid. Als de kiemen ongeveer 10 centimeter lang zijn, kunnen ze gevoerd worden. Er zijn professionele sprinkhaankwekerijen die uitsluitend tarwekiemen voeren. Men omzeilt daarmee een van de grote nadelen van het voeren van ander groenvoer, namelijk de mogelijkheid dat men met het groenvoer ook ziektekiemen of andere insecten in de kweekbakken brengt. Sprinkhanen kunnen verder worden bijgevoerd met havermout en knaagdierkorrels. Met het voeren van knaagdierkorrels beïnvloedt men op gunstige wijze de samenstelling van de darminhoud en dus de waarde van de sprinkhaan als voedseldier. Ik heb echter de ervaring dat de sprinkhanen deze korrels nauwelijks opnemen als er ook groenvoer wordt aangeboden. Een dieet dat slechts bestaat uit knaagdierkorrels heb ik nog nooit uitgeprobeerd. Wel geef ik de sprinkhanen altijd de beschikking over een stuk sepia. Ze nemen hier maar kleine hoeveelheden van op en ik denk niet dat dit voldoende is om het optreden van kalktekorten bij opgroeiende vogels te voorkomen. Maar alle beetjes helpen.

Ten aanzien van het voedsel van de sprinkhanen ten slotte nog een belangrijke opmerking. (Het kwam ook al aan de orde bij het aantal te gebruiken kweekbakken.) Vogelkwekers hebben de grootste behoefte aan levend voer wanneer de omstandigheden om de sprinkhanen te voeren gunstig zijn. In de winter, wanneer het moeilijker is om aan goed voer te komen, kan men vaak volstaan met het instandhouden van een groepje van 10 à 20 sprinkhanen. Het is zelfs mogelijk in het najaar alle sprinkhanen op te ruimen en in het vroege voorjaar een nieuwe kweekportie te kopen.

Sprinkhanen die steeds groenvoer krijgen verstrekt, hebben geen enkele behoefte aan drinkwater. In het wild zijn ze in staat om het laatste vocht uit bijna droge plantendelen te halen. Als gevolg hiervan zijn hun uitwerpselen, bij volwassen dieren hebben die de grootte van muizenkeuteltjes, al bijna droog als ze het lichaam verlaten. De droge en warme omgeving in de kweekbakken zorgt er voor dat de uitwerpselen nog verder uitdrogen. Dat heeft als voordeel dat een sprinkhanenkweek, ook al wordt er dagelijks een vrij grote hoeveelheid mest geproduceerd, toch geheel reukloos is. Als de bakken niet al te sterk bezet zijn, hoeft men ze maar één keer in de paar weken schoon te maken.

Tenslotte, om te starten koopt men het beste een kweekportie van zo’n 10 à 20 volwassen dieren en een even groot aantal halfvolwassen larven. In de Vogelexpresse wordt regelmatig met sprinkhanen geadverteerd.



Voeding-Energie

Hoeveel energie stoppen we in jomge vogels?

Met deze vraag kun je natuurlijk meerdere kanten op. Je zou kunnen denken aan al die energie die je stopt in het zoeken van een goed koppel oudervogels, in het creëren van een passende ruimte en de bijbehorende inrichting. Bovendien zou je kunnen denken aan al die moeite die je doet om het juiste voedsel te verstrekken. Al die "energieke" investeringen zullen op den duur beloond worden. In dit artikel willen we het echter vooral hebben over de "energie inhoud" van het voedsel dat aan de jongen wordt verstrekt. De doorsnee liefhebber houdt zich daar waarschijnlijk niet of nauwelijks mee bezig. Er wordt wellicht wel gelet op het percentage eiwit en of er voldoende vitaminen aanwezig zijn. In dit artikel gaan we het voer vanuit de "energiekant" bekijken en proberen we het nut daarvan duidelijk te maken.

Deze beschouwing leidt enerzijds tot verrassende uitkomsten, doch anderzijds wordt de "waarde" van sommige voedseldieren duidelijk bevestigd, door het eiwitgehalte in relatie te zien met de energie inhoud van het voedsel!

U zou zich kunnen afvragen waarom we zo moeilijk gaan doen? Het blijkt dat de groei van nestjongen vertraagd kan worden indien we er teveel energie in stoppen. Nestjongen geven een signaal aan de oudervogels als ze "honger" hebben. Dat kan zowel door te bewegen als de oudervogel op het nest zit en ook door geluid te maken. Vogels krijgen sneller honger indien de energie inhoud van het voedsel lager is. Voedsel met een hoog vetgehalte daarentegen vergt veel meer tijd om te verteren. Ga maar bij jezelf na. Na een gezonde Chinese maaltijd heb je vaak toch al weer snel het gevoel dat je trek hebt. Zou je echter een uitgebreid bezoek aan de snackbar brengen, dan duurt het meestal heel wat langer voor je weer aan eten denkt.

Om te groeien hebben jonge vogels vooral behoefte aan eiwitten (bouwstoffen). Als die eiwitten verpakt zijn als een tamelijk vette hap, dan zal die vogel lang bezig zijn die hap te verteren. Is diezelfde hoeveelheid eiwitten echter verpakt als calorie arme hap, dan zal die vogel weer snel honger krijgen en eerder om nog een hap vragen. Dit artikel probeert duidelijk te maken dat we niet alleen moeten kijken naar het gewichtspercentage eiwitten in het voer doch ook naar het "calorie" gehalte van dat voer, de energie inhoud dus. Op die manier krijgen we een betere vergelijking tussen de "groeikracht" van de diverse voedselsoorten die we aan opgroeiende vogels verstrekken.

Zoals gezegd hebben opgroeiende vogels op de eerste plaats behoefte aan bouwstoffen (eiwitten) en uiteraard water. Als je de gewichtstoename van een nestjong gedurende de eerste weken beschouwd, plus de volledige bevedering die zich binnen die tijd voltrekt, dan kun je constateren dat daar heel wat eiwitten voor nodig zijn. Of met andere woorden er moeten heel wat bouwstenen worden gestapeld. Om al die stenen bouwklaar te maken (= verteren van voedseleiwit) en op de juiste plaats te stapelen (= eiwitvorming in vogellichaam) vraagt ook nog eens energie plus vitaminen en mineralen. De energie wordt geleverd door vetten/oliën en koolhydraten. Ook de overmaat aan verstrekte eiwitten wordt omgezet in energie. Het gehele verteringsproces van zowel de energie leveranciers als de eiwitten kan niet zonder vitamines en mineralen.

De energie inhoud van het voedsel.

 

De "energie inhoud" van het voedsel wordt hoofdzakelijk bepaald door het aanwezige vet, de koolhydraten en de eiwitten. Met name het vetgehalte draagt flink bij aan de energie inhoud van het voer. Uiteraard is het vochtgehalte van het voedsel ook zeer belangrijk als we de energie inhoud van voedsel per gewichts hoeveelheid bekijken. Voor dierlijk voedsel is het vochtgehalte meestal van een gelijkwaardig niveau, waardoor het vergelijken van deze voedselsoorten niet wordt beïnvloed door het vochtgehalte. De vochtgehaltes van dierlijk voedsel liggen tussen de ca. 60 en ca. 75 %. In onderstaande tabel zijn een aantal voedseldieren / voedingsstoffen op een rijtje gezet in volgorde van oplopend energiegehalte per 100 gram voedsel.

De samenstelling van een aantal voedselsoorten wat betreft eiwitgehalte, vetgehalte en koolhydraten.

 

Soort Voedsel:  Bruto Energie:   Ruw Eiwit: Ruw Vet:  Koolhydraten: 
  kJ/100 gram  % %   %   
         
 Sprinkhaan 462 19,0 4,0    0,1  
 Tahoe (sojakaas) 470 12,0    7,0 1,0  
 Rundvlees(mager) 481 22,0 3,0     
 Fruitvlieg 499 11,0 6,5     
 Krekel 523 21,8   3,9    
 Kippenei, gekookt 615 13,0 11,0     
 Maden (pinky's) 628 16,7    8,4 0,9  
 Buffaloworm 840 22,3 7,7     
 Meelworm 962 21,6 12,3     
 Morioworm 1120 21,3   15,5    
 Wasmotlarf 1180   18* 19,0    

De energie is uitgedrukt in kilo Joule (kJ): 1 kJ = 4,2 kilo calorie). Voor berekeningen is uitgegaan van: 1 gram vet levert 40 kJ; 1 gram koolhydraat levert 24 kJ; 1 gram eiwit levert 24 kJ.

Zoals u hierboven kunt zien zijn er grote verschillen wat betreft de energie inhoud van een aantal voedselsoorten en ook wat betreft het eiwitgehalte. Op basis van de gewichtspercentages eiwit, kun je zien dat die laag zijn bij de fruitvlieg, het ei en in zekere zin bij de pinky's. Voordat we het eiwitgehalte van bovengenoemde voedsel soorten gaan bekijken als functie van de energie inhoud gaan we eerst even stilstaan bij de hierboven gebruikte getallen voor energie inhoud, eiwitgehalte en vetgehalte.

Herkomst getallen
De hierboven gegeven getallen voor "ruw eiwit" zijn voor het merendeel overgenomen uit het boek "Voeding van kooi - en volière vogels", (zie ref. 1) . De eiwit - en vetgehaltes van de buffalo's en moriowormen zijn afkomstig van ref. 2. De getallen van het gekookte ei zijn overgenomen uit ref. 3. Het vetgehalte van de wasmotlarf is afkomstig uit ref. 4. *Het eiwitgehalte van de wasmotlarf is geschat! De energie inhoud van de buffaloworm, morioworm en wasmotlarf zijn zelf berekend op basis van de beschikbare gegevens. De energie inhoud van de andere voedselsoorten zijn overgenomen uit de genoemde referenties.

Ruw eiwit en verteerbaar eiwit
Ruw eiwit betekent dat niet alle eiwit verteerbaar hoeft te zijn voor vogels. Denk bijvoorbeeld aan de chitine huid van de meeste voedseldieren die voor het grootste deel uit eiwit bestaat. Deze chitine huid is vrijwel onverteerbaar voor vogels. (wordt meestal als braakbal uitgespuugd) Het is ons niet bekend wat de chitine gehaltes zijn van al de hierboven genoemde voedselsoorten. Het komt er dus op neer dat het getal voor "ruw eiwit" alle eiwitten bevat, zowel het onverteerbare - als het verteerbare deel. Trekken we het onverteerbare af van het totale eiwit dan houden we het verteerbare deel over!

Voorbeeld: Het gehalte ruw eiwit van de meelworm is 21,6 %. Het onverteerbare deel, de chitinehuid, is ca. 1,6 %. Het verteerbare eiwitgehalte van de meelworm is dus ca. 20 gewichts procent!

Eiwit kwaliteit
Dit artikel legt de nadruk op het eiwitgehalte in de voeding. Dat verplicht dan ook om te proberen het "eiwitplaatje" zo volledig mogelijk neer te zetten!

Als we het verhaal van de meelworm weer oppakken, dan waren we gebleven bij een "verteerbaar" eiwit gehalte van ca. 20 %. Waar we naar toe willen is het gehalte "benutbaar" eiwit! Benutbaar betekent dat de eigenlijke functie van het eiwit, namelijk die van "bouwstof", volledig benut kan worden.
Als het eiwit volledig benutbaar is dan kunnen we dat ook in een getal uitdrukken, namelijk de Biologische Waarde (BW). Is de BW 100, dan is het aanwezige eiwit volledig benutbaar.

Voor het kippenei geldt dat de BW 96 is (ref. 5) en dat is heel hoog. In het algemeen is de BW van dierlijk voedsel hoog. Zo is de BW van rundvlees 76 en die van kaaseiwit (caseïne) 69, tarwebloem 52, erwten 48. Het is ons niet bekend wat de BW van de hierboven genoemde voedseldieren is. Wel is bekend dat de eiwit kwaliteit van meelwormen niet heel hoog is (ref. 2), het precieze getal is echter niet bij ons bekend. Stel dat de BW van meelwormen 70 is. Dat zou betekenen dat het benutbare eiwitgehalte van meelwormen 15,1 % zou zijn! Uitgaande van 21,6 % ruw eiwit in de meelworm komen we op een "benutbaar" eiwitgehalte van ca. 15%. Dat valt toch enigszins tegen!

Als er lezers zijn die aanvullende gegevens hebben betreffende de eiwitkwaliteit van voedseldieren dan zouden we nog beter geïnformeerd kunnen worden!

Aminozuurpatroon
Om het eiwitplaatje nog wat completer te maken komen we niet om de aminozuren heen. De eiwitten kunnen worden gezien als een kralenketting die is opgebouwd uit meerdere kleuren kralen, die een vaste volgorde hebben in de ketting. Het vogellichaam "rijgt" deze ketting met behulp van de aanwezige kralen (aminozuren) uit eiwit van het verteerde voedsel. Zijn niet alle benodigde aminozuren op dat moment aanwezig, dan kan de ketting niet worden afgemaakt en stopt het rijgproces. Het reeds gemaakte stukje ketting (eiwit) wordt weer afgebroken en het rijgen begint weer opnieuw.

Het komt er dus op neer dat er steeds alle benodigde aminozuren aanwezig moeten zijn om onafgebroken eiwitten te kunnen maken in het vogellichaam. In dierproeven is bewezen dat indien niet steeds al de benodigde aminozuren aanwezig zijn, er groeistoornissen kunnen optreden (ref. 5) Vooral van belang voor dieren in de groei.

Indien de Biologische Waarde (BW) van het voedseleiwit 100 is, wil dat zeggen dat steeds alle benodigde aminozuren aanwezig zijn voor de vorming van eiwitten in het vogellichaam. Je kunt ook zeggen dat indien alle eiwit in het voedsel volledig benutbaar is, dan is dat vergelijkbaar met een BW van 100, en dus ideaal voor de groeiende vogel.

Een enkele vogelvoederfabrikant meldt op zijn verpakkingen het benutbare eiwitgehalte. Alleen dan weet je waar je precies aan toe bent wat betreft de eiwitkwaliteit.

Eiwitgehalte per energie inhoud van het voedsel.
Tenslotte gaan we het eiwitgehalte van de onderhavige voedselsoorten berekenen per energie-inhoud van dat voedsel. We gaan al de voedsel soorten vergelijken met de meelworm. Derhalve gaan we uit van 962 kJ voedsel, dat komt overeen met 100 gram meelwormen. Voor al de andere voedselsoorten is de hoeveelheid in grammen aangepast om ook een hoeveelheid voedsel te krijgen die overeenkomt met 962 kJ.

Gewicht ruw eiwit berekend voor 962 kJ voedsel.


U ziet dat "het eiwitgehalte" van de diverse voedselsoorten er nu ietwat anders uitziet dan wanneer je het per gewicht percentage bekijkt. Het is bij de meeste wel bekend dat krekels en sprinkhanen zeer goede voedseldieren zijn! Wat meevalt in deze beschouwing zijn de pinky's. Het kippenei valt trouwens ook niet tegen. En wellicht zeker niet als we de "benutbare eiwitgehaltes" zouden kunnen vergelijken. Ook zien we dat het calorie arme tahoe een relatief hoog eiwitgehalte heeft. De eiwitkwaliteit van dit plantaardige eiwit is wel lager dan dat van de dierlijke voedsels!

Soort voedsel:  Gewicht in gram:  Energie in kilo Joule:  Gewicht Ruw Eiwit in
      gram per 962 kJ voedsel: 
       
 Rundvlees, mager 200   962   44,0 
 Krekel 182   962   40,1 
 Sprinkhaan 208   962   39,6 
 Maden (pinky's) 153 962   25,6  
 Buffaloworm 115 962    25,5 
 Tahoe (sojakaas) 205   962 24,6  
 Meelworm 100   962 21,6  
 Fruitvlieg 193   962   21,2 
 Kippenei, gekookt 156 962   20,3 
 Morioworm 86   962   18,3 
 Wasmotlarf 78 962 15,5   

   

In deze benadering komt het er dus op neer dat een vogel een bepaalde hoeveelheid energie nodig heeft om verzadigd te zijn. Dat betekent dat 100 gram meelwormen overeenkomt met 182 gram krekels! Oftewel bij meelwormen krijgt de vogel 21,6 gram eiwit binnen en bij krekels 40,1 gram eiwit, als ze eenzelfde hoeveelheid energie verbruiken! (we praten hier niet over de kosten!)

Nogmaals willen we benadrukken dat deze wijze van voedsel beschouwing vooral van belang is bij opgroeiende vogels. Zo gauw ze volgroeid zijn is er alleen maar eiwit nodig voor onderhoud van het lichaam en dat is dus minder dan in de groeifase. De eiwitbehoefte neemt weer toe in de ruiperiode als het verenkleed vernieuwd moet worden!

Tenslotte gaan we terug naar de praktijk en bekijken we wat er met deze kennis gedaan kan worden.

Het bovenstaande geldt natuurlijk niet alleen voor de hierboven genoemde voedselsoorten. Deze benadering geldt voor alle voedsel, dus ook voor het universeelvoer en de insectenpaté's. Deze "droge" voedselsoorten hebben een laag vochtgehalte en een hoog koolhydraatgehalte. Soms is het vetgehalte ook aanzienlijk. Dit maakt deze producten zeer energierijk. Het opgegeven gewichtsgehalte eiwitten in deze voedsels zal naar verhouding laag zijn, als je het per energie eenheid berekent. Voor de rustperiode is dat uiteraard geen bezwaar.

Alle voedseldieren en andere voedselsoorten kunnen een positieve bijdrage leveren aan het welzijn van de vogels. Alleen, verstrek ze met beleid. Zorg voor een adequate voeding, geef bouwstoffen als ze die vooral nodig hebben en geef extra energie als daar behoefte aan is. Bijvoorbeeld bij koud weer en in de rustperiode wanneer de eiwitbehoefte lager is.

Bij nestjongen zou je als laatste voeding op het eind van de dag een "vette hap" kunnen serveren, bijvoorbeeld meelwormen en/of wasmotlarven. Dat heeft als voordeel dat de jongen daar een behoorlijke tijd zoet mee zijn om dat te verwerken! Je zou dan tevens als licht ontbijt krekels of sprinkhanen in een hoge plastic bak kunnen doen zodat ze de volgende ochtend meteen kunnen gaan voeren zonder dat je extra vroeg hoeft op te staan! Uiteraard kun je er ook voor zorgen dat er een voorraadje buffalo's is, als ze die aan hun jongen willen voeren.

Kleine vogels zou je voor een deel pinky's kunnen geven om hun jongen mee groot te brengen. Kleine vogels betekent zo ongeveer tot en met ter grootte van een lijster. Voor de hele kleine bekjes wordt aangeraden de pinky's in stukjes te snijden gedurende de eerste week. Dat kan gemakkelijk en snel door ze in bevroren toestand met een uienhakker te stampen. Ook met een (groot en scherp) mes krijg je een vergelijkbaar resultaat. Hou een hand op het mes zodat de stukjes niet alle kanten opspringen. Een klein beetje laten ontdooien voordat je ze snijdt, voorkomt ook dat de stukjes wegspringen.Het resultaat lijkt een beetje op (kleine) miereneitjes.

Tenslotte wordt er opnieuw aandacht gevraagd voor het "ei". Het benutbare eiwitgehalte op energiebasis is, zeker vergeleken met meelwormen, op een redelijk niveau. Om het wit en geel goed te mengen kun je er het beste een roerbakei of omelet van maken. Daarna prakken en/of in stukjes snijden. Dit kan natuurlijk ook goed worden aangeboden naast ander dierlijk en plantaardig voedsel, zoals we dat ook met tahoe doen.

Uiteraard blijft voor vrijwel alle dierlijk voedsel (ongewerveld) gelden dat er in ieder geval onvoldoende kalk in zit. Dus blijven bestrooien met vitaminemineralen poeders.

Dit artikel is een product van de commissie "Voeding en Gezondheid"van deze speciaalclub.

Reacties svp te richten aan de redactie van de Vogelexpresse, t.n.v. Ger Essenberg.
Geraadpleegde referenties.

1 "Voeding van kooi - en volièrevogels", van J.P. Holsheimer, 1985: B.V. W.J. Thieme & Cie, Zutphen. ISBN 90-03-98100-0.
2 Persoonlijke communicaties met J.P. Holsheimer.
3 Nederlandse Voedingsmiddelen tabel. 39 e druk juli 1996. ISBN 90 5177 0324;
4 "Vruchten - en insekteneters". Werner Steinigeweg. Thieme. ISBN 90-5210-004.7;
5 Nieuwe Voedingsleer. C. Den Hartog, J.G.A.J. Hautvast, A.P. den Hartog.

Uitgeverij Het Spectrum, 1980. ISBN 902745373 X.


 

Vitaminen/Mineralen

:

Vitaminen en mineralen bij de kweek van insectenetenede vogels

Naarmate de vogels meer of minder hun eigen keuze kunnen bepalen bij de voeding, zal er een minder of een groter gebrek aan de nodige bouwstoffen kunnen ontstaan. Bij onze insectenetende vogels is het in het broedseizoen van groot belang dat de jonge vogels "weke" voedseldieren krijgen aangeboden, vooral gedurende de eerste levensweek. Tot die weke dieren behoren witte meelwormen, witte buffalo's, krekels en miereneitjes.
Buiten de eerste weken kennen we soms de problemen in de ruiperiode.
Bij onze vruchteneters (zie hiervoor het artikel van Holsheimer) mag de ijzerstapeling niet onvermeld blijven (voor deze groep worden b.v. Gistocal en Carmix sterk ontraden).

Voedingswaarde van buffalo's en meelwormen is niet compleet, met name is de fosfor - en calciumgehalte (beide zijn voor de botvorming nodig) voor de voeding van jonge vogels op het nest te laag. Ook de vitamine A en B1 zijn er niet of te weinig. Dit geldt speciaal wanneer deze wormen het hoofdbestanddeel in de voeding vormen.
In Onze Vogels, maart en april 2001 is Ger Tummers hier uitgebreid op ingegaan.
Mede door deze studie heeft Aves een speciaal voer op de markt gebracht Aves-Meelwormenvoer , daarnaast is er ook Avian PT meelwormvoedingssubstraat.
Voorheen was het verhaal: laat de wormen een etmaal door de Carmix lopen of bestrooi ze ermee, voordat je ze aan de vogels geeft. Hier gaat het om het opwaarderen van de voedingswaarden van de voedseldieren.

Strooimiddelen zijn: Gistocal, Carmix, Avian Triovit (vitaminen, mineralen met daaraan toegevoegd spirulina), Calci-lux (zonder vitaminen en mineralen van Orlux dat ook via het water kan worden gegeven), Aves-Insectenstrooipoeder®, Calcicare 40+ ('n compleet product van Witte Molen) en Forto Perfect van K&K Epe.

Strooimethode.
" Vitaminestrooimiddelen worden toegevoegd aan dat voedsel (b.v. universeelvoer, tahoe of insecten) dat de betreffende vogels eten en vaak is daarbij een kleefmiddel nodig (b.v. water of plantaardige olie).
" Bij de strooimethode worden de wormen veelal iets vochtig gemaakt met een plantenspuit of wordt er een weinig plantaardige olie gebruikt als kleefmiddel.
" Diepvriesproducten zoals pinky's en miereneieren kunnen na ontdooiing met de strooimethode worden klaargemaakt en aan de vogels opgediend.
" Holsheimer's recept: 100 gram voedermaden, 20 druppels slaolie (0,6 ml) voor de hechting en 4 gram Aves-Insectenstrooipoeder®.
" Voor zaadeters dient men voor de wormenvoedingmethode (i.p.v. bestrooien) te kiezen.
" De strooimethode bij de krekels heeft een beperkt nut omdat alleen het zachte lichaam wordt genuttigd. Met de huid en de poten wordt ook veel van het aanklevende strooimiddel verwijderd en als vegetariërs eten ze ook weinig bij de voedermethode.
" De strooimiddelen worden ook wel door de te geven sojakaas (Tofu) verwerkt.

Wormenvoedermethode.
Sprekend met een wormenkweker kreeg ik de volgende procedure te horen:
" De normale voeding is zemelen of een ander graanproduct met wat bladgroente, appel of wortelen voor het vocht.
" Laat de hoeveelheid wormen die voor één dag bestemd zijn 24 tot 48 uur vasten.
" Voer vervolgens één, maximaal twee dagen een speciaal meelwormenvoer aan de wormen (bij een wat hogere temperatuur). Langer heeft geen zin omdat dan de vitaminewaarde via de ontlasting verdwijnt.
" Voer deze wormen aan de vogels.
" Het niet opgebruikte wormenvoer wordt voor een volgende groep gebruikt.
" De buffalo's worden door deze kweker op dezelfde manier behandeld, maar zorg dat de buffalo's niet vochtig worden. Geen bladgroente maar wel appel en wortel.

Udo Eelman geeft het volgende recept: Een bodemlaagje van 0,5 cm AVIAN PT meelwormvoedingssubstraat (in een afhaalchineesbakje). Daarop 1 à 2 ons wormen bewaren en u kunt dan de benodigde wormen uitzeven en aan de vogels geven. Het substraat verversen als de kleur duidelijk veranderd is.

Presentatie aan de vogels.
" Het type insecten wat we aan de vogels geven is erg afhankelijk van de grootte van de vogels en vooral de eerste levensweek hebben de vogels weke voedseldieren nodig.
" Deze geprepareerde wormen zijn bestemd voor de ouders en hun jongen, maar de overige vogels willen ze natuurlijk ook wel.
" Zonder concurrenten is het een zaak om ze te verdelen over een dag. Soms worden de wormen voor het geven even doodgedrukt, vooral bij de niet vervelde of bruine.
" Soms in noodgevallen (voor een langere periode) en soms bewust wordt er een grote bak met 1 kg meelwormen neergezet. De vogels zoeken de witte meelwormen er dan zelf uit. Ook met buffalo's is dat wel gedaan.
" Zijn er wel concurrenten dan is de truc een verticaal hangende PVC buis in de buurt van het nest. Boven en onder een deksel. In de bodemdeksel gaatjes ter grootte van de wormen die men wil voeren. (Buffalo's, meel -of moriowormen). De hoeveelheid gaatjes is afhankelijk van de gewenste hoeveelheid. Deze methode wordt in dierentuinen gebruikt Vogelexpresse 1999-1, Maarten de Ruiter .
" De tweede week van de jongen moeten we de meelwormengift bij veel vogels sterk verminderen om de broeddrift te beperken.
" Levende krekels worden vaak in een diepe bak waarvan de rand van binnen glad is gemaakt gepresenteerd.
" Voer dat aan bederf onderhevig is moet bij warm weer 2 x per dag worden ververst of niet worden gegeven.

Opmerkingen.
" Dosering van vitaminen. De goede fabrikant geeft in de gebruiksaanwijzing de samenstelling en dosering aan, zo niet dan is het gebruik af te raden. Verder is het een lastige zaak en moeten we blijven oppassen dat het middel bestemd is voor ons doel en bijvoorbeeld geen ongewenste componenten bevat. In het algemeen is eenzijdige voeding slecht en heeft een goede basisvoeding (meestal een goed universeelvoer) geen extra vitaminen nodig. Controleer uw ideeën bij ervaren kwekers die deze vogels kennen en/of deskundig zijn.
" Meerdere vitamine preparaten samen is meestal af te raden.
" Max. 26 mg ijzer per kg voer is op dit moment de norm voor vruchtenetende vogels. #)
" Orgaanvlees bevat erg veel ijzer.
" Voor de aanvang van het broedseizoen wordt ook wel een speciaal daarvoor bestemd product WM Forte van Witte Molen door het drinkwater gemengd, voor wat extra vitaminen en sporenelementen. Hierbij past ook Calci-lux (Orlux) extra kalk voor het ei en ter voorkoming van legnood.
" Witte meelwormen krijgt men als ze snel groeien. Dit is niet alleen een zaak van temperatuur ( 25 C) maar ook de voeding van bladgroente, appel of wortelen is van belang. Bij een lage temperatuur zijn de wormen weinig of niet actief.

Literatuur.

 

  • J.P. Holsheimer, Aves nieuwsbrief 35.
  • J.P. Holsheimer, IJzerstapeling bij vruchtenetende vogels, Vogelexpresse 2001-6.
  • Ger Tummers, Onze Vogels, maart - april 2001.
  • Maarten de Ruiter, Vogelexpresse 1999-1.
  • Hedwig van der Horst, Vogelexpresse 2003-1.
  • Udo Eelman: www.avian.nl
  • Orlux documentatie, Premium Health Line.

 

#) Naschrift: ·Over de norm van 26 mg ijzer / kg voer, 40 en 60 mg/kg worden ook als norm genoemd.
Op dit moment zijn er geen merken bekend die de norm van 26 mg / kg halen
De combinatie van ijzer en vitamine c (citrus fruit) moet bij vruchteneters vermeden worden.
ijzer mg/kg calcium % fosfor %
Orlux Tropical Pate 60,5 0,37 0,14
Tovo ijzerarm universeelvoer 60,3 0,97 0,64
Witte molen vruchtenpaté 44,4 0,08 0,23

Everard van Dijk met dank aan Ger Tummers, Ger Essenberg en Ad van Bakel voor hun inhoudelijke opmerkingen.

VOLG ONS
Op social media
@2020 SCIVV